19 juni 2015

Dag 20

Ik hoop niet dat het u begint te vervelen, maar ook gisteren was wederom een stranddag. “Heb je daar nu op enig moment niet genoeg van?” zult u vragen, en dan zeg ik “Jazeker wel!” dus daarom maak ik af en toe een uitstapje of een korte trip naar een of andere bezienswaardigheid. Dan bind ik Patrick vast aan zijn strandlaken, maar wel zodanig dat ‘ie alle vrijheid heeft om alle kanten egaal te kunnen bruinen, en pak ik de auto om er dan even tussenuit te zijn. Bepakt met mijn camera ga ik dan op fotosafari. Gisteren bijvoorbeeld naar de zoutmeren bij ons om de hoek waar een kudde flamingo’s zich te goed doen aan het voor hen zeer smakelijke zoute water. Omdat geen ander levend wezen dit wegkrijgt hebben zij het rijk alleen en kunnen ze lekker op één poot in de blubber staan, hetgeen een andere favoriete tijdsbesteding van deze langpootvogels is die overigens, zo lees ik net, familie zijn van de fuut. Zo leert men nog eens wat!
En wist u dat de Agave die hier veelvuldig te vinden is en op dit moment met imposante bloemen in volle bloei staat, nadat de bloemen bevrucht zijn en er zaden ontstaan zelf afsterft? Dan weet u het nu!

Na zo’n dagje strand en/of sightseeing moet ook gedacht worden aan de verzorging en het laven van den inwendige mensch, en daar ik op vakantie niet kook, want ook voor mij is het verlof, doen we dat vaak in restaurants, want die hebben er vaak de kennis en voorzieningen voor in huis. Gisteren wilden we afsluiten met een originele Spaanse paella als laatste avondmaal. Hier aan de kust is dit typisch spaanse gerecht natuurlijk volop te verkrijgen, maar wij wilden wel een beetje chique afsluiten en niet in zo’n toeristentent eindigen. Dus aan het strand vonden we een etablissement met zo een uitstraling en in ons inmiddels vloeiend Spaans vroegen wij aan de gereedstaande camarero of er nog een plekje buiten op het terras voor ons beschikbaar was. “Gazul do preda olaklabba doez” sprak hij wild gebarend in het zuiver Andalusisch, dat in geen enkele vorm ook maar enigszins op Spaans lijkt. Wij hebben het Friesch, in Spanje hebben ze Andaluz. “Sprokka abrabi lo daddo bart” en uit zijn gebaren en lichaamstaal meende ik op te kunnen maken dat hij even op de eerste en daarmee bovenste verdieping die ook was buiten gelegen ging kijken. “Sabribetsi baf” zij hij schouderophalend toen hij vijf minuten later terugkwam. Helaas dus, hij kon er inderdaad ook niets aan doen. Het was immers vrijdagavond en dat is in Las Negras altijd druk, en met name in het restaurantwezen. Maar “Habila misifrente abi”: we konden natuurlijk wel binnen plaatsnemen.

Dat hebben we dan maar gedaan en zo kregen we ook een beetje een inkijk in de interne organisatie van de uitbating. We telden zo’n man of 10 in de bediening waarbij een enorme grote, brede en dikke man duidelijk de leiding had over het inschenken van de wijnen. Deze had ook om de minuut een aanvaring met een kort, klein mannetje over het waar welke wijn dan geserveerd moest worden. Een jongedame kwam regelmatig met een plaat versgebakken broodjes en kieperde deze in een daarvoor bestemde mand, en die werd dan vervolgens door een andere man weer in kleinere manden verdeeld. Een derde, in een bijzonder vreemd pakje gehuld baasje had deze mandjes weer ergens anders voor nodige en gooide de broodjes weer gewoon in de broodmand. En zo voort. Dan was er ook nog de keukenbrigade. In het kleine hok dat de keuken werd genoemd telden we naast de chef-kok nog zo’n 6 anderen die zich met de bereiding van onze maaltijden bezig hielden. Ten slotte was er ook nog de eigenaar, een raar sujet die zich overal mee bemoeide en zichzelf voedde met de restjes van overgebleven maaltijden.

“Brabo pondoraso?” vroeg de ober en wij bestelden onze paella. Por dos. “Poddo?” reageerde hij verrast. Jazeker! En of het ook een beetje rap kon, want we barstten van de honger. Dat laatste was kennelijk verkeerd begrepen, want de begeleidende wijn was al bijna pastoor toen de pan met het van oorsprong Valenciaanse rijstgerecht door de bediende aan tafel werd gebracht. De hulpkelder belast met het opscheppen deed zijn taak vol verve en konden we aanvallen aan het overigens heerlijke gerecht. Uiteindelijk afgesloten met een flan van roomkaas, waar ik zeker het recept eens van ga opzoeken.

Zodoende eindigde onze laatste volle dag in het Spaanse. Morgen nog een ritje terug naar Malaga en dan zit het erop. Maar daar vertel ik morgen verder over. ¡Hasta mañana!