18 juni 2015

Dag 19

U weet inmiddels dat wij onze laatste dagen van de vakantie doorbrengen in het dorpje Las Negras dat zich in het natuurpark Cabo de Gata bevindt. Cabo de Gata, wat volgens ons staat voor “Kaap van het Gat” of iets dergelijks, is enkele tijdperken geleden ontstaan uit vulkanische activiteit wat zoals u wellicht weet gepaard gaat met hoge temperaturen en wild geraas, en waardoor er grillige, en onvruchtbare landschappen en rotsen van zwart lavagesteente worden gevormd. De voorouders van de huidige bevolking hebben dit gebied lange tijd links (voor de kijkers rechts) laten liggen want wat moet je nou met die kale wildernis waar hooguit een cactus of een agave wilt groeien? Zelfs olijfbomen vinden het hier niet prettig, en deze staan nog wel bekend om hun weinig vereisende karakteristieken. Met vooruitziende blik is men echter in de middeleeuwen forten en stellingen gaan bouwen zodat deze vandaag de dag als toeristische trekpleisters kunnen fungeren. In het begin van de vorige eeuw is men wat door zoetwaterbronnen en erosie vruchtbare geraakte plaatsen neder te zetten en sinds de jaren tachtig floreert het toerisme waarbij men zich voornamelijk richt op de Spaanse bevolking die af en toe eens toe is aan de broodnodige vakantie en vrijetijdsbesteding. Door het gebied in 1983 tot natuurpark uit te roepen is hier een behoorlijke rem op gezet, zodat er geen tot depressie leidende hoogbouw wordt toegestaan en het er voor Spaanse begrippen heel schoon uitziet.

Tot zover het educatieve gedeelte van deze vertelling. De dag hebben wij zoals voorspeld grotendeels op het strand doorgebracht. Het is lastig voor te stellen, maar het strand zal zo’n 250 meter lang zijn en op een dag als gisteren zal er zo’n 50 á 60 man en/of/misschien vrouw er onder parasols of in kuilen er zijn of haar vertier hebben gezocht. En u gelooft het of niet, maar daar waren op zeker acht Nederlanders met ons erbij gerekend. Dat is zeker 15% of in ieder geval verhoudingsgewijs toch erg veel. Nu hebben wij niets tegen Nederlanders, sterker nog, we hebben veel vrienden die dat zijn maar op vakantie mijden we ze toch vaak als zouden ze een besmettelijke of overdraagbare ziekte hebben.

Twee van deze sujetten kwamen het strand per kajak op en alsof wij de nationale driekleur aan onze parasol hadden hangen en met een oranje wimpel liepen te zwaaien, werden we in onvervalst Noord-Hollands accent toegeroepen “Joh, dur zitten hier wel eejn miljoen kwallen! Mot je kaajken”. Dus wij kijken en ja, er zaten behoorlijk wat kwallen, en dus raakten we zomaar in gesprek met John en Ien uit Boskoop. Hij bleek vrachtwagenchauffeur en zij ook iets, maar dat is niet blijven hangen. Aardige lui en we hebben een poosje met elkaar over de mooie plekken van Spanje in het algemeen en Andalusië in het bijzonder besproken. We hadden graag een keertje willen afspreken voor een borrel of iets dergelijks, maar zoals dat gaat op vakantie, gaat ieder zijn weg en wegens het ontbreken van behoorlijk wifi hier op het strand hebben we ook niet digitaal kunnen connecten, dus John en Ieneke, als jullie dit ooit lezen…..

Verder moet ik u vertellen dat sommige dingen niet zijn zoals het lijkt en dat men soms even verder moet lopen dan je neus lang is. Ik maakte gisteren melding van het slechte toeristenvoer alhier, maar gisterenavond zijn we een paar deuren verder gaan kijken in een van buiten onooglijk pandje, maar van binnen smaakvol ingericht tapasbarretje waar we fenomenaal lekker hebben gesmikkeld en gesmuld. Toen de fles leeg was hebben we er gewoon nog een besteld! ¡Viva olé!